rust aan het hoofd
Sinds haar poetsbaantje, een naïeve gedachte dat ze wel even 20 uur extra in haar schema kon inpassen in het kader want-van-schrijven-kan-je-niet-leven, heeft Anna een chronisch gebrek aan tijd. De gedachte is eenvoudig, overdag haar eigen werk, buiten kantoortijden poetsen. De werkelijkheid is logistiek toch wat weerbarstiger, zeker omdat er voortdurend onverwachte zaken extra ingepland moeten worden. De bonnetjes voor de belasting inboeken, een bronnenbeschrijving maken voor het werk voor de uitgeverij, een nieuwe flyer voor de sportschool ontwerpen, een lastig iemand die haar dringend wil spreken en maar blijft bellen en appen, dat lukt nog net, naar een begrafenis gaan zoals vandaag, tja, dan valt het leven gewoon even stil.
Het goede nieuws is dat ze haar pasje heeft mét foto, een eigen afdeling om te poetsen en een paar uur rust aan het hoofd. Je wordt moe, je ruikt na afloop naar disinfectant, maar rust aan het hoofd.
Ze loopt naar haar afdeling en op het eind van de gang staat een poetsmachine. De bestuurder van het apparaat, een jonge jongen, heeft de taak om op haar afdeling de gangen te boenen. Of ze wel eerst even wil zwifferen want stof neemt de machine niet op, hij laat alleen maar de vloer glimmen. De jongen heeft een zeer relaxt tempo, loopt voortdurend te bellen en wil graag met haar vertellen.
Is dat nieuwbouw, vraagt hij en wijst naar het hoge kantorenblok dat hij door het raam van de koffiekamer kan zien. Wat interesseert haar de architectuur van het ziekenhuis, denkt ze bij zichzelf, in de hoop dat de jongen zal zwijgen en niet wetende dat ze een week later in dat kantorenblok zal werken, maar dat is zo’n gekunstelde wending in het verhaal, dat geloof je in een film nog niet. En ook niet dat het uitzendbureau belt met een klusje overdag in een kantine, een paar uurtjes broodjes smeren, net nadat haar zusje dat als suggestie gegeven heeft als alternatief voor het poetsen; broodjes smeren in een bedrijfskantine.
Ik kan niet, zegt Anna, ik heb vandaag een begrafenis.
Na de jongen met de poetsmachine, krijg ze Ton toegewezen op haar afdeling. Er is iemand ziek, er moet een gang extra gepoetst en ze krijgt Ton om me te helpen. Ton is aardig, werkt al jaren in de schoonmaak en houdt wel van een praatje.
Haar carrière loopt hard zo, nauwelijks heeft ze een pasje en ze mag al nieuwe mensen instrueren. Mooi, maar de rust aan het hoofd…
Na een geslaagde samenwerking met Ton – hij vindt het niet erg om te zwifferen en zij wel – loopt ze Ewan tegen het lijf.
Ze waren je aan het zoeken, zegt ze.
Ja, ze hebben me gevonden, antwoordt Anna.
Je had een hulpje, lacht ze vals. Een hulp en je hebt drie uur de tijd voor je afdeling, wat veel is in vergelijking met haar afdeling die veel meer werk is, vindt zij.
Ze vertelt maar niet dat ze een gang extra hebben gedaan met veel vieze wc’s, dat is niet goed voor de rust aan het hoofd en er is een begrafenis vandaag.
anna