Onderaan de Noorderbrug op een braak liggend terrein ligt de twee verdiepingen hoge bouwkeet van haar nieuwe ochtendbaantje. Op de metalen trap naar de eerste verdieping, staat Merie al op haar te wachten. Merie lacht, rookt zware shag, heeft lang blond ongeverfd haar en is hypernerveus vanwege haar aanstaande vakantie waar ze haar Ierse lover die ze ‘op de bouw’ ontmoet heeft na drie maanden weer zal zien.
Kantoren poetsen en de lunch verzorgen hadden ze bij het uitzendbureau gezegd. En niet te beroerd zijn om een eitje te bakken of een blik knakworstjes op te warmen.
Is het in een bouwkeet-bouwkeet, vraagt Anna aan de intercedente.
Het is in een echte bouwkeet, twee hoog gestapeld en verbonden met twee metalen buitentrappen.
Ze begint om zeven uur ’s ochtends tot een uur of half twee, twee uur. Samen met haar werk in het ziekenhuis komt ze op ruim tien uur poetsen per dag uit. Anna wil wel eens weten of ze dat volhoudt. Net zoals de echte schoonmakers in het ziekenhuis waarvan de meesten ook nog een baantje overdag hebben. Behalve Caroline, de vervangster van Cherrol, gekke Cherrol die ze zo mist. Caroline – je gaat toch niet bij de bouwvakkers werken! – werkt alleen ’s avonds en Anna vermoedt dat ze het werk niet voor het geld hoeft te doen, maar voor de ‘extra’s’ zoals Caroline het zelf noemt. Caroline komt met de auto naar haar werk, heeft elke dag een andere outfit aan, de nagels gelakt, het gezicht nog zwaarder opgemaakt dan Kitty haar bazin – inclusief zwart contourlijntje om de lippen waar Anna altijd naar kijkt als Caroline tegen haar praat – en haar ooit blonde haar in een licht paarse kleurspoeling gekleurd en strak gekapt en bij elkaar gehouden door haarlak of de föhn. Caroline, tenminste dat vermoedt Anna, komt naar haar werk voor de aanspraak en gezelligheid omdat haar man – ze heeft een man met een goede baan – steeds op reis is. Caroline komt uit de catering en is een beetje bazig. Catering, dat is pas hard werken, zegt Caroline en doet haar voor hoe je broodjes het snelst kan doormidden snijden en met een lepel boter smeren. Catering dat is pas hard werken.
Koffie? vraagt Merie en rolt een nieuw shagje. Relax. Wat vandaag niet is, komt morgen.
Merie laat haar zien wat haar werkzaamheden zijn. Wc’s poetsen, kantoren schoonhouden, koffie zetten, koffieautomaten bijvullen en de lunch verzorgen. Merie houdt niet zo van poetsen en kan erg goed koken.
Heb je al eens catering gedaan, vraagt Merie.
Nou nee, denkt Anna, maar als ze kan spelen dat ze poetsvrouw is lukt het haar ook wel om te spelen dat ze kan koken.
Twee keer in de week krijgen de mannen, de ingenieurs, werkvoorbereiders en tekenaars van het Noorderbrugtracé iets warms bij de lunch. Vandaag is het kipfilet. Merie zet de pan klaar, de vloeibare boter en de kruiden en zegt; bak jij even de kipfilet, ik moet nog naar de bank, over een half uurtje ben ik terug.
Dat het een test is om te kijken of ze niet in paniek raakt, begrijpt Anna ook wel. Kipfilet aanbraden, dat moet toch wel lukken.
De kipfilet wordt goedgekeurd, ze mag blijven.
En wat ga de volgende keer maken, vraagt Merie.
De vraag overvalt haar. Ze had er niet op gerekend dat ze zelf moest koken in haar nieuwe baantje. En de inkopen doen bij de Sligro. Wat zal ze eens gaan maken? Wat kook je voor mannen op de bouw? Iets wat je al lang van te voren kan ruiken, zodat de mannen om elf uur al zin krijgen in eten als ze het keukentje binnen lopen om koffie te halen. Wat zal ze eens maken?
Hoe was het in de catering, vraagt Caroline ’s avonds.
Leuk, erg leuk, zegt Anna en loopt door.
Geen tijd? vraagt Caroline.
Geen zin om te kletsen, denkt Anna, ze is een beetje rozig van de slaap en alle nieuwe informatie.
anna