Of ze het mist, het poetsen.
Nee, ze mist het niet, Anna.
Hoe snel een herinnering vervaagt. Ze mist het niet, de enige herinnering zijn de nog steeds pijnlijke benen van het vele trappen lopen en rekken en bukken en de gedachte aan het schilderij van Henri Jonas op etage zes van de bestuurstoren: Zicht op Randwijck.
Ze vond het maar een lange zware zomer, waarbij iedereen wel ergens op een strand leek te liggen gezien de blije vakantiefoto’s.
Nee, ze mist het niet, het poetsen. Ze is blij dat de vakantieloze zomer voorbij is. Ze kijkt naar een documentaire over vluchtelingen die de stad Aleppo ontvlucht zijn en proberen naar Europa te komen. Het is een goed antidotum voor eventuele aanvallen van zieligheid. Ze kijkt naar mensen die een huis hadden en een auto en een gewoon leven en een gezin en een toekomst en nu op een Grieks strand bivakkeren. Hoe zou de communicatie gaan met de toeristen die er ook zijn?
Nee, ik ben niet op de vlucht, ik kampeer in een tent voor de ontspanning.
In beeld is een Syrische man, jong, knap. Hij vertelt over zijn leven in Syrië. Ik had het heel goed, zegt hij. Ik had een auto en mijn eigen kamer en…en nog nooit gekampeerd. Ik had nooit de behoefte gehad om te kamperen. Ik heb nu wel voor mijn leven lang genoeg gekampeerd, vertelt hij.
Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd Henri Jonas opgenomen op de psychiatrische afdeling van het Maastrichtse ziekenhuis Calvariënberg. Een dag na de bevrijding is hij gestorven. Het was een sombere man, Jonas. Alleen in zijn schilderijen was hij vrij.
De schilder belt, de schilder lijkt een beetje op Jonas. De schilder maakt sombere schilderijen vol emotie. Anna vraagt hem om ook soms kleur te gebruiken, gewoon voor de vrolijkheid.
Voor haar research voor de colleges Kunstgeschiedenis, dwaalt ze door de stad. Ze komt langs een beeldje in het tuindorp St. Maartenspoort. Het is geplaatst ter nagedachtenis aan de 92 slachtoffers van het bombardement op Maastricht op ‘t Roej Dörp’. Het waren bommen van de geallieerden. Eigen bommen dus.
Wie gooit de bommen op Aleppo, vraagt ze aan de schilder die beter onderlegd is in de geschiedenis dan zij. Wie gooit de bommen op Aleppo, wij? de Russen?
De man, de Syrische man die niet van kamperen houdt, vertelt over zijn aankomst op de kust van Griekenland. Hij is verbaasd, zegt hij. Met zoveel mensen op de vlucht, je zou NGO’s verwachten, zegt hij en vrijwilligersorganisaties. Maar er is alleen maar chaos.
anna