Zou Anna kunnen koken, zou het erg meevallen, haar werk in de bouwkeet. Zou ze kunnen koken, zou ze nog tijd hebben voor een pauze tussendoor ook.
Er is, behalve Jacqueline die haar nauwlettend in de gaten houdt maar haar niet durft aan te spreken, niemand die haar controleert of commandeert of vertelt wat ze moet doen. Zolang er koffie is en er heet theewater opstaat en het wc-papier is aangevuld kan ze haar gang gaan naar believen. Zoals op de fiets naar de Spar voor een vergeten boodschap. Anna heeft elke dag wel een vergeten boodschap die ze betaalt uit haar geldkistje met de lunchbonnen die ze verkoopt. Het ritje naar de kleine buurtwinkel voelt als een gestolen uitje ook al komt ze langs een sportschool die haar eraan herinnert dat ze met haar dubbele banen voorlopig niet kan sporten.
Omdat ze te laat besloten heeft wat ze zou koken en Jacqueline de boodschappen al bij de Sligro gehaald heeft, haalt Anna de verse groenten en het vlees zelf in de supermarkt van de volkswijk die grenst aan het bouwterrein. Ze grijpt terug op het eenvoudige goedkope eten uit haar jeugd, gehaktballetjes, slavinken, pannenkoeken, gebakken ei met spek. Maar eerst wil ze kippenragout maken. Andy haar spinning®-maatje, waarschuwt haar nog, maak pannenkoeken, geen ragout, pannenkoeken. Het zijn mannen. Je moet mannen-eten maken.
Kippenragout is geen manneneten.
Merie heeft gezegd dat ze gerust wat meer tijd voor de lunch mag nemen, ook al gaat dat ten koste van het poetsen en Anna begint dan ook om tien uur – na haar ritje naar de Spar – aan de voorbereidingen. Maar omdat ze kippenragout wil maken besluit ze om in het weekend te oefenen zodat ze de maaltijd beter kan timen. Want ze moet niet alleen ‘iets warms’ maken, maar ook het brood, beleg, fruit, kaas, krentenbolletjes, jus, melk, jam, pindakaas, eiersalade, tonijnsalade, gekookte eitjes, alle benodigdheden voor een tosti, mayo, curry, mosterd, servetjes, bordjes, bestek en glaasjes, boter, peper en zout, peperkoek, tomaatjes, komkommer en sla klaar zetten.
Ze koopt een grote soepkip, trekt daar soep van, snijdt uien, bosuitjes en champignons, maakt een roux, voegt de kip en groenten toe en een forse lepel sambal en klaar is de kippenragout.
Maar ze heeft er wel een hele middag over gedaan en de keuken is een bende. Wat als ze gewoon de oefen-kippenragout – het is een grote pan vol – mee naar het werk neemt?
De volgende dag hangt ze de zware gietijzeren ketel in een AH-tas aan het stuur van haar fiets. Het is lastig fietsen want ze schopt met haar voet steeds tegen de tas aan die ook tussen de spaken van haar voorwiel schuurt. Het schuren heeft zijn effect op de tas, want op de parkeerplaats voor de bouwkeet, scheurt de bodem van de tas eruit en valt de ketel met een klap op de betonnen vloer.
De ketel valt met de bodem naar beneden zodat het eten grotendeels nog in de pan blijft maar zelfs met het weinige geknoeide eten lijkt het alsof een groep dronken studenten hun maaginhoud met daarin onverteerde champignons en bosuitjes op de parkeerplaats geleegd hebben.
In het keukentje ontmoet ze een nieuwe werknemer, hij is verantwoordelijk voor de calculaties. Hij heeft zelf al een pot koffie gezet, maar te weinig koffie gebruikt. Ik dacht het al te zien aan de kleur, zegt hij.
Oh jee, zegt Anna tegen hem, dat is een vooraankondiging, het wordt zo’n dag waarop alles fout gaat.
En de kippenragout? Die staat op de uitserveertafel koud te worden tijdens de lunch. Anna komt er niet achter of het aan de smaak ligt – extra veel sambal – het onmannelijke karakter van het eten of dat het gewoon zo’n dag is waarop alles fout gaat.
anna