Naar schatting drinkt de gemiddelde Nederlander tegen het einde van de middeleeuwen zo’n 275 tot 300 liter bier per jaar, ongeveer een liter per dag. Dit bier dat vaak thuis gebrouwen wordt heeft een laag alcoholpercentage. Dat verandert met de opkomst van professionele brouwerijen in de 13e en 14e eeuw. Het brouwen van bier verandert van een familieactiviteit in een ambacht gericht op massaproductie van steeds sterker bier.1
Jo Boesten beschrijft in Groot Verhalenboek van Maastricht, sprokkels uit het archief, over Maastricht en zijn bier in de zestiende en zeventiende eeuw, hoe het vaak drinken tot problemen leidt. De Maastrichtse overheid probeert haar brouwers ervan te overtuigen dat ze voor de burgers, niet alleen maar zwaar bier, dikbier, moeten brouwen maar ook dunbier. Dunbier is het goedkope bier, het carnavalsbier met een laag alcoholpercentage. Maar het kost de stad te veel inkomsten deze verplichting want dikbier brengt meer accijnzen op dan dunbier.
Op zondagen en christelijke feestdagen en dat zijn er in die tijd nogal wat, zorgt het consumeren van het goede dikbier tot uitbundig gedrag. Zeker de geestelijkheid is er niet blij mee omdat de kerkelijke plichten worden verzaakt en de beschonken Maastrichtenaren voor de nodige onrust zorgen. Om een einde te maken aan het ongebreideld tappen en drinken worden de openingstijden verscherpt. Maar wat doen de Maastrichtenaren? Als de herbergen niet meer
’s ochtends mogen tappen, gaan de burgers en soldaten van het garnizoen toch gewoon in het aangrenzende Luik Sint-Pieter hun dorst lessen. Ze vertrekken ’s morgens broodnuchter door de stadspoort en komen totaal beneveld ’s avonds weer terug. Pas na een accijnsverhoging van het goedkope dunne en dikke bier op Sint-Pieter wordt de stroom bierdrinkers naar Luik ingedamd.2
In de achttiende eeuw komt thee- en koffiedrinken in opkomst. Maastricht heeft niet alleen een biertraditie, maar ook een zeer oude koffietraditie zoals via Maison Blanche Dael die al vanaf 1878 op ambachtelijke wijze koffiebranden. Het zusterbedrijf Coffeelovers vind je op verschillende plekken in de stad.
Vanaf 1615 brengen kooplieden uit Venetië de eerste zakken koffie naar West-Europa. Door het heerlijke aroma en de stimulerende werking ervan, wordt koffie, samen met thee en chocola — ze bevatten allemaal cafeïne — al snel een favoriete drank en ontstaan er in heel Europa koffiehuizen.
Negentig procent van de volwassen wereldbevolking gebruikt een of andere vorm van cafeïne elke dag, hiermee is het de meest wijdverspreide psychoactieve actieve drug op aarde, zegt Michael Pollan en legt uit waarom dit is. Hij zegt dat je hard kan maken dat de komst van koffie heeft bijgedragen aan de Verlichting of de Eeuw van de Rede in de 18e eeuw en de Industriële Revolutie in de 19e eeuw. Beide revoluties hebben het nodig dat je denken veel meer gefocust en lineair is. Cafeïne is zo een verbazingwekkende hulp voor het ontwikkelen en de groei van het kapitalisme.
Voordat cafeïne naar Europa komt, zijn de mensen dronken of beneveld de hele dag door, zegt Pollan. Je begint met alcohol bij het ontbijt. Water is besmet met ziekten, maar in alcohol worden dankzij het fermenteren veel microben gedood. Je geeft kinderen appelcider voor het ontbijt, er zijn bierpauzes op de boerderij. Mensen die onder invloed van alcohol zijn, zijn niet zo rationeel, zijn niet zo lineair in hun denken en zijn ook niet zo energiek.3
1 https://isgeschiedenis.nl/nieuws/bier-in-de-middeleeuwen
2 Hacking, R. (red.) (2010) Groot Verhalenboek van Maastricht, sprokkels uit het archief. Walburg Pers/Regionaal Historisch Centrum Limburg
3 Groene Amsterdammer 14-10-10, p.46-49